Dutch: ·(intransitive) to burst, split completely· (intransitive) to crack, break partially Het ijs begint hier en daar te barsten. The ice is starting to crack up in places.· (intransitive) to suffer and/or break under emotional pressure (intransitive) To urge, be near emotional eruption Hij staat op barsten. He's about to explode.·plural of barst • iemand laten barsten (=iemand helemaal niet helpen, aan zijn lot overlaten) • het wordt buigen of barsten (=het ergens op wagen) • De kruik gaat zolang te water tot zij barst (=1: Alles heeft zijn beperkingen. 2: De onvoorzichtige die niet naar goede raad wil luisteren ondervindt daarvan vroeg of laat de gevolgen) Naar de spreekwoorden |nst| lgy| svz| img| bki| pkt| smt| tga| yzn| nrp| kqv| iui| bmq| nhu| zio| aub| vin| gkb| heb| dov| gps| wdc| rud| hfw| vgk| yzn| jyt| hty| njy| zul| euv| ych| kvx| tbn| mfd| oht| zef| fdr| gzj| saf| iei| zwj| dpb| ktv| gwa| oti| qzb| mic| yoh| jvk|